Het is toch nog geen mens?
Het menselijk leven is na zijn ontstaan voortdurend in ontwikkeling en verandert continu, zowel in lichamelijk als in geestelijk opzicht. Alhoewel het waar is dat het embryo voor zijn ontwikkeling volledig afhankelijk is van de moeder, is het niet waar dat de ongeboren mens een deel is van het lichaam van de zwangere vrouw. Het lichaam van de moeder is de veilige plek waar het embryo een toevlucht vindt om zich te ontwikkelen tot het kind groot genoeg is om ter wereld te komen.
Abortus verwijdert niet een deel van het lichaam van de vrouw; het vernietigt een lichaam van een andere persoon, haar baby. Het is onze plicht te erkennen dat een mens in elke fase van zijn ontwikkeling mens is, net zoals het onze plicht is om dit lid van de menselijke familie te beschermen, hem te vrijwaren van aanslagen op zijn leven, hem op te nemen in onze samenleving, en zo goed mogelijk zorg voor hem te dragen. Voorstanders van abortus kunnen niet anders dan erkennen dat elke definitie die het menselijk leven niet laat beginnen bij de bevruchting onwetenschappelijk en arbitrair is. Dat is ook de reden waarom de abortuswetten van land tot land verschillen. In België bijvoorbeeld is abortus toegelaten tot 12 weken, in Nederland tot 24 weken, in Amerika zelfs de hele duur van de zwangerschap.
Het leven van de mens is een continuüm dat begint wanneer het eigen DNA wordt samengesteld. Behoudens bepaalde wetenschappelijke technieken (zoals klonen) die ingrijpen in het natuurlijk functioneren, begint het menselijk leven bij de bevruchting. Op dat moment versmelt het DNA van de vader en van de moeder tot de unieke DNA-code van het ongeboren kind. Vanaf de bevruchting is er sprake van een volwaardig zelfstandig menselijk organisme, dat zich ontplooit volgens de duizelingwekkend complexe informatie aanwezig in het eigen DNA.